Op Greyfriars Kirkyard keren de doden misschien wel terug
Zombies zijn hype, zijn cool, zijn modern en zijn vooral heel erg dood. Het idee dat een dode opnieuw tot leven kan komen is al jaren een inspiratiebron voor heel wat schrijvers en Hollywood-spelers. Er bestaat tot op heden nog heel veel discussie over wat nu het allereerste zombie-verhaal was en vingers wijzen steevast in de richting van de Caraïben. Er bestaan echter ook Europese sporen van zombie-legendes, sporen die vooral in de wetenschappelijke richting gezocht mogen worden.
We flitsen terug naar midden 19de eeuw, naar het Schotse Edinburgh. De stad staat gekend als absolute place to be voor alles wat wetenschap is en studeren aan één van de universiteiten is van een ongekend, prestigieus niveau. Vooral op gebied van medische wetenschap wordt grote vooruitgang geboekt. Die vooruitgang zorgt ook voor een gigantisch probleem: heel wat minder gegoede studenten beschikken niet over echte lichamen om onderzoek op uit te voeren. De bollebozen van rijke afkomst konden zich probleemloos het lichaam van een overleden persoon aanschaffen (dat was toen zowat de norm om de overbevolking op kerkhoven tegen te gaan) maar wie dat niet kon moest zich behelpen met boeken en de nota’s van anderen.
Een shoppingtrip voor lichamen
Een degelijke studie afleveren stond gelijk aan succes in je carrière, dus gingen enkele studenten een stap verder in hun zoektocht naar faam. Greyfriars Kirkyard, een begraafplaats te midden Edinburgh (een begraafplaats die zo al over een donker verleden beschikte) was de laatste rustplaats voor mensen zonder directe familie. Die graven waren eenvoudig te herkennen aan de sobere of zelfs ontbrekende stenen en het was niet ongewoon om meerdere mensen in 1 graf te begraven. De ideale bron voor wetenschappelijk materiaal en dus gingen studenten aan de slag, in het holst van de nacht, met een spade.
Het opgraven van lijken, met als doel ze te gebruiken als wetenschappelijk onderwerp, werd uiteindelijk bijna een trend waardoor men de begraafplaats onder toezicht moest plaatsen. De kost hiervoor werd volledig door de stad gedragen en net daar wrong het schoentje. Niemand wilde opdraaien voor de kosten. Een zoektocht naar oplossingen bracht al snel een goedkope en erg efficiënte methode naar voren: gravecages. Over de graven werd een kooi gebouwd zodat niemand de lichamen nog kon gaan opgraven.
Helaas werd met 1 iets geen rekening gehouden. In tijden van een totaal gebrek aan sociale media en waar zelfs kranten ook niet alle wijsheid in pacht hadden, werd al snel beroep gedaan op toogpraat en café-wijsheden. Bezoekers van het kerkhof (of de stad) die geen weet hadden van die bijzondere methode, kregen graven met een kooi over te zien. Een totaal gebrek aan opleiding en een stevige portie aan (bij)geloof gaven dan ook een eigen twist aan de gravecages. Zonder twijfel moesten die stevige kooien ervoor zorgen dat de doden, ongelovig en dus niet welkom in het hiernamaals, uit hun graf zouden opstaan om de wereld van de levenden te gaan bestormen.
Ondertussen weten we allemaal beter maar dit bijgeloof blijft, zelfs in de moderne tijd, hardnekkig verweven in de maatschappij. Het volstaat om het kerkhof op te lopen en de oudere bezoekers hierover aan te spreken. Er bestaat een dikke kans dat je een “you never know” als antwoord krijgt.